Al sla je me dood: hoe metaforen onthullen, verhullen en blootleggen

Zonder twijfel is de metafoor de meest gebruikte stijlfiguur binnen organisaties, en ook binnen sectoren als wetenschap en ons dagelijkse leven. Zo vaak gebruiken we metaforen dat we ze ons nauwelijks bewust zijn. Tijd om er nader op in te gaan en dan tot verrassende – en soms stuitende – ontdekkingen te komen.

Zo werkt een metafoor

Wat gebeurt er als we een metafoor gebruiken? Laten we een klassiek en inmiddels clichématig voorbeeld nemen. De metafoor schip van de woestijn gebruiken we om te verwijzen naar een kameel. We halen een vertrouwd woord als schip uit zijn gebruikelijke domein, namelijk die van de [zee]vaart, en roepen daarmee een bepaald beeld op. Dat beeld, een schip dat de zee bevaart, heeft bepaalde overeenkomsten met een kameel die de gebruiker van de metafoor blijkbaar wil benadrukken, namelijk het zich langzaam deinend verplaatsen over een grote vlakte.

Ik vermoed dat vrijwel niemand moeilijk zal doen over bovenstaande alinea. Een enkeling zal evenwel het hoofd schudden: wat doen we met die twee bulten, met de vier poten, met het feit dat een kameel op water loopt en een schip op diesel, met ….? Blijkbaar is de metafoor een complexer concept dan je aanvankelijk zou denken. Ze onthult ontegenzeggelijk be- paalde aspecten, maar tegelijkertijd verhult ze andere. En soms kan het gebruik van een metafoor tot discutabel handelen leiden, zoals we zullen zien.

Drie soorten metaforen

Geheel conform een geletterde samenleving zijn we gewend geraakt aan talige metaforen. De woorden waaruit de metafoor bestaat, ontlenen we aan herkenbare domeinen, zoals de scheepvaart. Nu hoeft het geen betoog dat onze geletterde samenleving zich steeds meer ontwikkelt tot een visuele samenleving, en dat merken we ook aan het veelvuldige gebruik van grafische en van visuele metaforen.

Mensen organiseren zich in netwerken (een talige metafoor) die taken en verantwoordelijkheden van klassieke organisaties als bijvoorbeeld de overheid overnemen.

Als u dit leest, kijkt u wellicht enigszins glazig. Maar in één oogopslag spreekt de grafische metafoor op de volgende pagina hopelijk tot de verbeelding en herkent u de drie situaties die hier grafisch in een metafoor zijn weer­gegeven. Op enigszins abstracte wijze verbeeldt deze metafoor een klassieke top down-maatschappij, een interactieve samenleving en als derde een samenleven in netwerkverband waarin instituties zijn verdwenen.

Concreter dan talige en grafische metaforen zijn visuele metaforen. Een voorbeeld van zo’n visuele metafoor is de prent rechtsboven. Eén individu kan niet veel uitrichten tegen bureaucratie of tegen een bedrijf dat eenzijdig de prijs bepaalt van een product. Maar wanneer vele individuen zich organiseren in netwerken, dan kun je een vuist maken, zoals de lilliputters in het boek Gulliver Travels (1726/7) van Jonathan Swift die met zijn allen de reus Gulliver wel klein krijgen.

De tekening geeft een feitelijke situatie uit het boek weer en kan in een bepaalde context worden gebruikt als een metafoor, bijvoorbeeld om te verwijzen naar een groep mensen die gezamenlijk energie inkopen en dan een lagere prijs kunnen bedingen dan je als enkeling had moeten betalen.

Tot nu toe heb ik twee aspecten van de metafoor behandeld, namelijk hoe een metafoor werkt en welke drie metaforen we kunnen onderscheiden. Het wordt nu tijd om te onderzoeken waarop metaforen betrekking hebben.

Drie functies van metaforen

Metaforen verwijzen altijd naar iets anders – laten we dat andere de referent noemen. Denk aan het schip van de woestijn dat verwijst naar een kameel en daarvan bepaalde aspecten onthult (en tegelijkertijd verhult). De metafoor het schip heeft betrekking op de werking van de referent, namelijk de wijze van zich verplaatsen. Ook creëert een metafoor een bepaalde betekenissamenhang, omdat ze altijd ontleend wordt aan een bekend domein waaraan we nu eenmaal associaties koppelen. Hierdoor kan ze richting geven aan ons handelen in verband met de referent; soms kan die betekenissamenhang ook de legitimering van de referent bevestigen of ter discussie stellen. Ten slotte kan een metafoor een complex verschijnsel als eenvoudig voorstellen, waardoor wij de referent menen te snappen. Deze drie functies leg ik uit.

De werking van een verschijnsel

Op de eerste plaats zeggen metaforen iets over de werking van het concept waarnaar zij verwijzen. Bij nieuwe verschijnselen is dit een punt van aandacht. Een nieuw verschijnsel kennen wij nog niet, dus zijn er vele metaforen mogelijk. Vaak valt dan de keuze op metaforen die iets zeggen over de werking van het verschijnsel. Eind 19e eeuw was het medium film zo’n nieuw verschijnsel en zowel in het Nederlands (rolprent) als in het Engels (photoplay, moving pictures) waren toentertijd metaforen gangbaar die aansluiten op domeinen die ons vertrouwd zijn (prent, foto, plaatje) en die iets zeggen over de werking van het nieuwe verschijnsel – spel, rollen, bewegen. Soms concurreren verschillende metaforen met elkaar tot er voorlopig één komt bovendrijven, zoals het geval was bij cyberspace, digital highway en web, waarna de metafoor internet internationaal uiteindelijk kwam bovendrijven.

Betekenissamenhang

Behalve dat een metafoor iets kan zeggen over de werking van de referent, plaatst ze de referent ook in een bepaalde betekenissamenhang. De metafoor ontlenen we immers aan een domein dat ons bekend is. Associaties met dat domein brengen we dan in verband met de referent.

Onze strategie willen we bijstellen waarbij we Wim, de luis in de pels, graag uit de wind willen houden, zodat we Cecile, dat ongeleide projectiel, ruimte kunnen geven als doekje voor het bloeden.

Ik analyseer de zes metaforen in de zin hierboven op hun domeinen:

  • oorlog: strategie, ongeleid projectiel
  • dieren: luis in de pels
  • varen: uit de wind houden
  • tuinieren: ruimte geven
  • geneeskunde: doekje voor het bloeden

Deze opsomming van domeinen is allerminst volledig. In organisaties en daarbuiten putten we ook uit domeinen als autorijden (dat parkeren we even), computerwereld (resetten), huishouden (eigen broek ophouden), sport (buitenspel zetten), enz.

Zoals gezegd brengen we ook associaties met het domein waaraan we de metafoor ontlenen in verband met de referent waarnaar de metafoor verwijst. Nemen we de metafoor vergadervirus die we ontlenen aan het domein ‘ziekte’. Wie deze metafoor gebruikt, heeft een bepaalde visie op de vergadercultuur in organisaties. De gebruiker beschouwt vergaderen als een ziekte die ook nog eens besmettelijk is, want als een virus om zich heen grijpt.

Zo’n betekenissamenhang heeft twee mogelijke functies, namelijk richting geven aan ons handelen (we gaan minder vergaderen) en kan een (nieuw) verschijnsel al dan niet legitimeren. Ik ga eerst nader in op het richting geven aan ons handelen. Voor het binnenkomen van vluchtelingen in Europa gebruiken we verschillende metaforen, die bij nader inzien zelden ideologisch neutraal zijn. Laat ik er één noemen: vluchtelingenstroom.

Een stroom is een grote hoeveelheid water die één richting opgaat, waarmee de metafoor allereerst iets zegt over de werking van het binnenkomen van vluchtelingen: een grote hoeveelheid en wel in eenrichtingsverkeer. De betekenissamenhang is daarnaast veelzeggend. Stroom associëren we immers met ‘gaat maar door’, ‘er komt geen einde aan’, en ook met anonimiteit, met de-individualiseren. De keuze voor deze metafoor geeft dan richting aan één bepaalde vorm van handelen: dammen opwerpen. Anderen gaan veel verder in het gebruik van metaforen. Ze blijven in het domein van ‘water’ en gebruiken de metafoor vluchtelingen­tsunami, waarmee de vluchtelingen via een metafoor worden gekwalificeerd als een dodelijk gevaar dat met man en macht bestreden moet worden.

Behalve dat een metafoor vanwege haar betekenissamenhang richting geeft aan ons handelen, kan ze ook een verschijnsel al dan niet legitimeren. Bij het voorbeeld van de vluchtelingen is hiervan al enigszins sprake. De metafoor vluchte­lingenstroom is immers negatief geladen en kan aldus bepaalde acties oproepen.

Een ander voorbeeld met een positieve lading is de introductie van het internet in de Verenigde Staten. Al Gore (1948) die vice-president was van de VS van 1993 tot 2001, maakte slim gebruik van de mogelijkheid van metaforen om een nieuw verschijnsel te legitimeren.

Begin jaren ’90 van de vorige eeuw is het internet in opkomst en Al Gore herkent de mogelijkheden ervan. Hij moet aan investeringen zien te komen en wil graag dat de overheid de bevoegdheid krijgt om het internet in de VS te controleren. Om dit te bereiken dient hij het internet als een positief verschijnsel te positioneren. Hij vindt een metafoor die het internet meer dan overtuigend in Amerika legitimeert. In de jaren ’50/’60 van de vorige eeuw werd in de VS een netwerk van autosnelwegen aangelegd dat tot grote vreugde van de Ameri­kanen de verschillende staten met elkaar verbond: het Interstate Highway System. Van dit vertrouwde wegennetwerk maakt Al Gore gebruik. Hij bedenkt de metafoor Information Super Highway die hij ontleent aan een als in Amerika heel positief ervaren domein. Het internet wordt via deze metafoor op eenvoudige wijze gelegitimeerd en Al Gore praat gemakkelijk investeringen los alsmede de staats­bevoegdheid om het internet te controleren.

Van complexiteit naar eenvoud

Op de derde plaats vereenvoudigt een metafoor vaak een complex verschijnsel waardoor we het gevoel krijgen het complexe verschijnsel te begrijpen. Vooral de wetenschap maakt hiervan gebruik, zoals Herman de Regt & Hans Dooremalen laten zien in hun boek Het snapgevoel uit 2015. Maar vaak is dat snapgevoel niet meer dan een illusie. Nemen we de werking van ons geheugen, waarvoor de psychologie lange tijd de metafoor van de ladekast heeft gehanteerd, een vertrouwd mechanistisch concept dat we kennen met zijn verschillende laden, mappen en documenten. Nieuwe kennis sluit aan op bestaande kennis in ons geheugen door – bij wijze van spreken – een bepaalde lade open te trekken en daar de juiste map te kiezen waaraan je de nieuwe kennis als een document toevoegt. Wie zich verdiept in de literatuur over de werking van ons geheugen, treft evenwel een ingewikkeld netwerk aan met onderscheidingen als het procedurele geheugen, het declaratieve geheugen, het episodische en het semantische geheugen waar mentale tijdslabels en contextuele labels hun werk doen. Een buitengewoon complex proces dat we met een metafoor als de ladekast terugbrengen tot een eenvoudig en begrijpelijk geheel. We hebben dan het gevoel het geheugen als fenomeen te snappen, terwijl dit een illusie is.

Relevantie

Is het onderzoeken van het gebruik van metaforen relevant? Ik hoop het te hebben aangetoond. Een dergelijk onderzoek legt bloot wat wij in ons samenleven blijkbaar een vertrouwd concept vinden (schip, web, stroom). Ook onthult de metafoor welke werking van een verschijnsel we belangrijk vinden (deinen, verbondenheid, niet te stoppen) en bestudering ervan laat zien welke aspecten we tegelijkertijd verhullen met het gebruik van een bepaalde metafoor.

Maar wellicht het meest relevant is het inzicht dat metaforenonderzoek wereldbeelden en ideologieën blootlegt. Denk aan de ladekast die een mechanistisch wereldbeeld verraadt en het gebruik van vluchtelingenstroom dat aanzet tot eenzijdig handelen, namelijk het opwerpen van dammen.

Meer over dit onderwerp lezen?

George Lakoff & Mark Johnson (1980), Metaphors We Live By. Chicago: University of Chicago Press.
Douwe Draaisma (1995), De metaforenmachine. Een geschiedenis van het geheugen. Groningen: Historische uitgeverij.
Herman de Regt & Hans Dooremalen (2015), Het snapgevoel. Hoe de illusie van begrip ons denken gijzelt. Amsterdam: Boom.

deel dit artikel