Botsende Wereldbeelden

“Ik werk niet voor een klant, maar samen met een klant.” Achter deze eenvoudige uitspraak schuilen twee wereldbeelden, twee verschillende brillen via welke wij tegen de wereld aankijken. Vaak botsen ze met elkaar, omdat hun uitgangspunten fundamenteel verschillen. Graag wil ik deze botsing nader bespreken, de botsing tussen onze vertrouwde klassieke 1.0 samenleving – ik werk voor een klant – en het op­­komende 3.0 samenleven, waarin samenwerken met de klant leidend is.

Het mechanistische wereldbeeld

In 1950 publiceert de wetenschapshistoricus Eduard J. Dijksterhuis (1892 – 1965) zijn boek De mechanisering van het wereldbeeld. Hierin geeft hij aan hoe de vooronderstellingen uit de natuurwetenschappen in onze Westerse samenleving hebben geleid tot een mechanistische voorstelling van de mens en zijn wereld. De wereld om ons heen zijn we gaan beschouwen als een nauwkeurig uurwerk, als een te doorgronden mechanisme. Dit mechanistische wereldbeeld beschouwt de samenleving als redelijk, analyseerbaar en beheersbaar. Deze gedachte is doorgedrongen tot in de haarvaten van onze Westerse samenleving. We bezien de wereld als een hiërarchisch gestructureerde organisatie waarvan alle onderdelen een logische relatie onderhouden met elkaar. En wij zijn hiernaar gaan handelen. In de politiek, het bedrijfsleven, het onderwijs en in ons eigen leven.

In dit mechanistische wereldbeeld past het idee dat de [politieke] geschiedenis kan worden opgevat als een logisch verhaal. Zo’n verhaal ontwikkelt zich lineair: de ene gebeurtenis volgt op de andere, waarbij we een logisch verband veronderstellen tussen beide gebeurtenissen. Indien gebeurtenis B plaatsvindt, dan is deze verklaarbaar uit gebeurtenis A. Alle verhalen zijn gericht op ‘verklaren’. Zonder de sociale media was er geen Arabische Lente geweest, het Verdrag van Versailles veroorzaakte WO II, enz. Wanneer we door een mechanistische bril kijken, blijkt de samenleving overzichtelijk. We kunnen zinvol spreken over wat mooi en lelijk is, over goed en kwaad, over waar en onwaar. Dit wereldbeeld lijkt in onze Westerse genen vastgelegd. Wanneer ons iets noodlottigs overkomt, doen we ons best om dit te analyseren en te begrijpen. Of het nu handelt om de verkiezing van Donald Trump tot president in 2016 of om een aanslag in New York met bijna drieduizend doden in 2001. De zekerheid dat we­ een ver­­klaring zullen kunnen formuleren, maakt de situatie uiteindelijk beheersbaar en leefbaar. Het mechanistische wereldbeeld is van redelijkheid doordrenkt en wordt daarom in het Westen ervaren als een zingevend en veilig wereldbeeld.

Achterhaald?

Nu vermoed ik dat velen van ons dit wereldbeeld als achterhaald zullen beschouwen. Ik zou willen zeggen “wellicht in theorie, maar nauwelijks in de praktijk”. Zovele van onze gewoonten en overtuigingen komen voort uit een mechanistische kijk op de wereld, dat het loslaten ervan niet eenvoudig is. Kijk eens naar uw eigen organisatie en vraag u af of deze wellicht hiërarchisch en top-down is gestructureerd en opereert. Kijk om u heen en constateer hoe de controlerende bureaucratie van ‘meten is weten’ en de trilogie van ‘regels bedenken – regels uitvoeren – regels controleren’ om zich heen grijpen, en wij er rustig aan blijven meedoen. En ook, haalt u verdrietig uw schouders op wanneer uw geliefde u verlaat of construeert u een logisch verhaal dat de breuk verklaarbaar maakt en daarmee voor u hanteerbaar?

In zijn boek Ventoux (2013) laat Bert Wagendorp de ik-persoon Bart zeggen: “Toeval bestaat niet. We noemen dingen toeval bij gebrek aan een betere verklaring.” Mooier kan een mechanistische bril niet worden geformuleerd. Onze Westerse samenleving – in casu de politiek, het bedrijfsleven, onderwijs en wijzelf – is nog steeds en op alle fronten doordrenkt van dit mechanistische wereldbeeld. Terzijde meld ik dat het statische schrift met zijn vaste hiërarchische structuren en normatieve grammatica een fraaie metafoor is voor dit mechanistische wereldbeeld.

Het netwerkwereldbeeld

Natuurlijk wordt dat mechanistische wereldbeeld aan alle kanten bevraagd. Er bestaan concurrerende wereldbeelden. Naast het netwerkwereldbeeld dat ik hier bespreek, is er bijvoorbeeld het theocentrische wereldbeeld. Dit wereldbeeld neemt de bijbel, de koran of een andere religieuze tekst als leidraad voor hoe de wereld eruit ziet c.q. eruit zou moeten uitzien.

Naast een mechanistisch en een theocentrisch wereldbeeld bestaat de optie dat de werkelijkheid zich niet (altijd) voordoet als een vooraf gegeven en geordende structuur die wij met onze kennis en technologie uiteindelijk zullen kunnen bloot te leggen. De werkelijkheid doet zich veeleer voor als ingrediënten waarmee wij zelf, afhankelijk van onze mogelijkheden en van de stand van onze kennis en techno­logie, een maaltijd bereiden. We bezien de wereld dan als een netwerk van veelal wisselende relaties, waarvoor wijzelf medeverantwoorde- lijk zijn. Concepten als mede-eigenaarschap, bottom-up, intrinsiek gemotiveerd en do-it-yourself dringen zich dan op. Het dynamische, multimediale internet lijkt de gepaste metafoor voor dit wereldbeeld.

Veeleer is er sprake van sociale constructies waaraan wijzelf mede de bouwers zijn. De geschiedenis bestaat in dit wereldbeeld niet uit logische lineaire verhalen, maar uit een web van kleine verhalen die tegelijkertijd spelen en af en toe op elkaar inhaken. Met name de digitalisering vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw betekent een forse impuls om deze gedachtegang te promoten en daarmee het mechanistische wereld aan het wankelen te brengen. De [sociale] media spelen hierbij een rol.

Kennis en informatie zijn honderden jaren lang in handen geweest van enkelen: van de politicus, de directeur, de ambtenaar, de specialist, de onderwijzer. En al die tijd hebben de instituties waar zij voor staan, bepaald wanneer en op welke wijze kennis en informatie aan wie wordt overgedragen. Maar vanaf de jaren ’90 begint deze situatie fundamenteel te veranderen. Nemen we de muziekindustrie met haar hiërarchisch gestructureerde muziekmaatschappijen en -studio’s, distributiekanalen en verkooppunten. Anno 2017 is niemand meer afhankelijk van een muziekstudio om muziek te produceren noch is iemand afhankelijk van institutionele distributie- en verkoopkanalen. Met het gebruik van sociale media en met de upload- en download-mogelijkheden verdwijnen de muziekverkooppunten langzaamaan uit het straatbeeld en komen geheel nieuwe verdienmodellen hiervoor in de plaats. Ik citeer de Britse muziekband Vondelpark in de Volkskrant van 9 augustus 2013: “We zien het echt als een zegen dat we met heel betaalbare middelen, dus met laptops en software, op niveau muziek konden gaan maken. Als we vijftien jaar eerder waren geboren, waren we nooit bedroom-producers geworden.”

Het lijkt erop dat de strak georganiseerde samenleving met zijn instituties ter discussie staat en dat nieuwe vormen van samenleven opkomen. Het bovenstaand schema brengt dit in beeld:

1.0
Een groot aantal instituties werkt op een top-down wijze: autoritair, eenrichtingsverkeer.

2.0
De situatie van interactie tussen instituut en klant – internetbankieren, burgerpanel, een reactie kunnen geven op een geboekte hotelkamer of vakantie – neemt een hoge vlucht. Fundamenteel verandert er weinig.

De instituties blijven bestaan; slechts de verhouding tussen institutie en individu wijzigt, vaak van aanbodgericht naar ook vraaggericht.

3.0
Sommige instituties zijn daadwerkelijk aan het verdwijnen, omdat/terwijl taken en verantwoordelijkheden van die instituties worden overgenomen door netwerken. Ziehier samenleven 3.0, waarvan ik een concreet voorbeeld geef: de unconference.

Bij een conferentie bepaalt veelal een kleine groep het onderwerp, wie de keynote zal zijn, de subthema’s, de sprekers, de afsluiting, de evaluatie, enz. Dat kleine groepje is verantwoordelijk voor alles. Na afloop is niemand van de bezoekers echt tevreden, maar “… de wandelgangen waren erg nuttig.” Een typische 1.0-situatie waarvoor de laatste tijd alternatieven worden ontwikkeld onder de noemer unconference. Bij een unconference staat slechts het thema vast, een kick-off en één of twee sprekers. De deelnemers – die via netwerken en sociale media van de unconference zouden kunnen weten – zijn zelf verantwoordelijk voor de verdere invulling van de conferentie. Tevoren kan iedereen via een internetpagina zien wie er komt en welke expertise deze mensen in huis hebben. Op 7 juni 2013 organiseerde ik samen met MU in Eindhoven zo’n unconference rond het thema ‘Kunst en onderwijs’. 75 mensen schreven zich in en betaalden achteraf wat ze de dag waard hadden gevonden.

Bij binnenkomst treffen de deelnemers een glazen wand aan met op de y-as de verschillende plekken in de grote hal en op de x-as bovenaan de tijdstippen. De kick-off en twee bijeenkomsten zijn als aftrap door de organisatie al ingevuld. Bezoekers kunnen nu zelf A4-tjes toevoegen met wat zij zelf willen bieden of met een vraag die zij graag beantwoord willen zien. Dat varieerde van het leiden van een brainstorm, voorstellen voor durf-te-vragen sessies tot uitleg van een computergame als educatief instrument. Ondertussen maakten studenten van St. Lucas een digitale dagkrant met foto’s, filmpjes en interviews. De plenaire presentatie ervan vormde het slot van deze unconference. Alle aanwezigen waren nu geen bezoeker, maar deelnemer en zelf medeverantwoordelijk voor het al dan niet welslagen van deze dag.

Geen waardeoordeel

Het is aantrekkelijk om 1.0 af te doen als klassiek en reactionair, 2.0 te zien als een welwillende overgangsfase, en 3.0 als het hippe, ultieme, innovatieve vooruitgangsdoel. In deze visie zal de 1.0 samenleving langzaamaan verdwijnen om uiteindelijk plaats te maken voor een 3.0 samenleven. Rasoptimist Matt Ridley, natuurkundige en jarenlang redacteur van The Economist, publiceerde in 2010 het boek De rationele optimist. Over de evolutie van welvaart. Hij gelooft in die visie: “Het zal moeilijk zijn om het vuur van de vernieuwing te doven, omdat het zo’n evolutionair, bottom-up verschijnsel is in zo’n genetwerkte wereld.” En hij vervolgt: “Grote ondernemingen, politieke partijen en overheidsbureaucratieën zullen afbrokkelen. (…) Of ze nu particulier of genationaliseerd zijn, monolithische monsters zijn nog nooit zo kwetsbaar geweest voor de bestorming door lilliputters.”

Een meer realistisch standpunt lijkt me dat de drie vormen van samenleven naast elkaar zullen blijven bestaan. Ongetwijfeld zullen op sommige terreinen 1.0 uitingen verdwijnen, zoals de muziekindustrie laat zien. Maar veelal zullen de drie vormen elkaar versterken, zoals de monoloog, de dialoog en het samenwerken dat doen, waarbij de één niet zonder de ander kan. Zo is dit tijdschrift voor de verandering een efficiënt communicatiemiddel om in korte tijd kennis en ervaring over te dragen, maar een slap middel om bij u kennis te laten beklijven, en volstrekt waardeloos wanneer u en ik wijzer willen worden door kennis en ervaring met elkaar te delen.

deel dit artikel