Wetenschap is ook maar een mening

“Wetenschap is ook maar een mening.” Onder deze prikkelende kop onderzoeken Hans van Driel & Herman de Regt in een socratische dialoog de status van wetenschap in tijden van twijfel.


De universiteit bestaat negentig jaar. De bedoeling is in druk een kleine encyclopedie over de universiteit uit te brengen. Die kan dan later uitgroeien tot een soort wikipedia

“Hans, je vertelde me eerder dat je na jouw afscheid je werkverleden achter je wilt laten, maar dat je wel verder gaat met schrijven. Wil je niet een paar lemma’s voor de encyclopedie schrijven?” vraagt Pieter mij. Hij is de eindredacteur. 

Ik wik en weeg. Als je afstand wilt nemen van je werkverleden, is het antwoord ‘nee’. Maar schrijven voor deze encyclopedie kan ik ook zien als een mijlpaal, namelijk mijn laatste werkzaamheid in dienst van een baas. 

“Is goed, Pieter. Dat lijkt me een fraaie afscheidsgroet.”

Ik zal in elk geval het lemma ‘wetenschap’ voor mijn rekening nemen, dus spreek ik af met mijn oud-collega Herman in stadscafé De Spaarbank. Als wetenschapsfilosoof heeft hij zo zijn ideeën. Bij binnenkomen zie ik Erik achter de bar aanstalten maken om voor mij een verse muntthee te maken. Herman is verslaafd aan Italiaanse koffie. 

Ik val maar met de deur in huis. “Sommige ouders weigeren hun kind te vaccineren onder het motto dat de medische wetenschap ook maar een mening is, dus met de resultaten van wetenschap hoef je geen rekening te houden. Herman, wordt het niet tijd dat we wetenschap helder definiëren? Niet iedereen heeft zijn eigen waarheid. Toch?” en ik leg hem een kladblaadje voor: 

Wetenschap is een momentopname van voortschrijdend inzicht, gebaseerd op een consensus van heersende opvattingen.

“Wat vind je van deze omschrijving?”

Herman aarzelt. “De eerste helft – momentopname van voortschrijdend inzicht – is prima, maar de tweede helft mist iets. Voortschrijdend inzicht, gebaseerd op een consensus van heersende opvattingen? Consensus onder wie dan wel?”

“Ik zou zeggen: voortschrijdend inzicht gebaseerd op consensus binnen de academische gemeenschap. Als die academische gemeenschap het eens is geworden over een bepaalde uitspraak – bijvoorbeeld, je voorkomt sterfgevallen wanneer je kinderen inent tegen mazelen –, dan komen we dicht bij de waarheid.” Ik gebruik het woord waarheid niet graag, maar encyclopedische nood breekt wetten.

“Hm, de slang bijt nu in zijn eigen staart. Wetenschappers doen een uitspraak en ze bepalen zelf of die uitspraak de waarheid benadert.”

Herman heeft gelijk.

Zo schiet het gesprek niet op, bedenk ik. Mijn inzet is verkeerd. Je moet filosofen niks op een briefje geven, want die stellen elk begrip onmiddellijk ter discussie. Hoe kan ik dan toch een helder antwoord op een belangwekkende vraag aan mijn collega ontlokken? Immers, de uitspraak van de wetenschappelijk opgeleide en eerlijke huisarts ‘Ik adviseer u om uw kind te vaccineren’ is te verkiezen boven – al dan niet religieuze – bezwaren van mensen die niet medisch onderlegd zijn, is mijn overtuiging. Maar hoe kunnen we dit onderbouwen? Ik besluit het initiatief bij Herman te leggen.

“Wat stel jij voor als het om consensus gaat?”

“Ik zou zeggen: wetenschap is een momentopname van voortschrijdend inzicht, gebaseerd op een consensus binnen een gemeenschap van deskundigen over getoetste hypothesen,” stelt hij voor.

Ik ken de liefde van Herman voor de bèta-wetenschappen waarin hypothesen worden getoetst. Eigenlijk vindt Herman dat alle andere wetenschappen niet de naam wetenschap mogen hebben.

“Dus filosofie en andere alfa-wetenschappen verdienen volgens jouw omschrijving de naam wetenschap niet? Hun uitspraken worden immers niet of nauwelijks empirisch onderbouwd.”

Nu wordt het spannend. Gaat Herman zijn eigen vakgebied afvallen als niet-wetenschappelijk en ook de alfa-universiteit waar wij werkzaam zijn? 

“We kunnen geen water bij de wijn doen, Hans. Of deze studies zijn pure speculaties óf ze zijn zo moeilijk dat veel resultaat nog niet te verwachten is. Je kunt dan ook beter spreken van economische studies dan van economische wetenschappen. Hetzelfde geldt voor rechten, cultuur, godsdienst en voor veel communicatie-, psychologie- en sociaal onderzoek. En, tja, ook voor filosofie.”

Het hoge woord is eruit. Nu wil ik ook het onderste uit de kan. “Hoezo zijn die studies dan zo moeilijk?”

“Het object dat zij bestuderen is zo complex dat je hypothesen niet of nauwelijks kunt toetsen, laat staan dat er een consensus onder deskundigen over is. En, niet onbelangrijk, de modellen van de alfa- en ook van de gamma-studies voorspellen niet of nauwelijks.” Herman slurpt van zijn koffie en kijkt me niet geheel ontevreden aan. Echte wetenschappen verklaren en voorspellen, en van deze twee is voorspellen de belangrijkste. 

“Je bedoelt: die appel zie ik de komende tijd nog wel vallen. Dat kunnen we veilig voorspellen, maar of ik mijn bescheiden kapitaal wil toevertrouwen aan een econoom?” suggereer ik.

 “De appel valt, en we menen te weten waarom,” zegt Herman. “Toch komt dit verklaren uiteindelijk op de tweede plaats. Het voorspellen staat voorop. Die appel zal morgen namelijk ook vallen, voorspel ik je. Dat maakt de hypothese die de voorspelling doet, zo sterk. Een model dat verkeerd voorspelt, wordt nauwelijks serieus genomen.”

Herman zit nu op zijn praatstoel. Het houvast in zijn leven vormen modellen, die kunnen voorspellen. Daarmee heb je ten minste controle over een beperkt aantal zaken in een verder chaotisch bestaan. “Je kapitaal toevertrouwen aan een econoom,” vervolgt hij, “doe je alleen wanneer die econoom successen op haar naam heeft staan. Dan lijkt ze me een deskundige. Denk je niet, Hans?”

“Een deskundige?” Ik besluit de rollen om te draaien en stel nu zelf een concept ter discussie.

“Deskundigen kun je herkennen aan hun praktische succes. Hoe goed is iemand in het verleden gebleken in het voorspellen van de rentekoers, bijvoorbeeld.” De steek onder water aan economen ontgaat me niet.

 “De ultieme vraag is dan natuurlijk hoe je praktisch succes betrouwbaar vaststelt.” Ik voel de afronding naderen. “Hoe weet je of iemand een deskundige is in het ondervragen van getuigen of in het doorzagen van nekwervels? Ik zou zeggen, je hebt meegemaakt of je hebt uit betrouwbare bron vernomen dat de rechercheur of de neurochirurg goed is. Of mis ik iets?”

“Nee, Hans, je mist niets. De rechercheur en de neurochirurg hebben tevoren een inschatting van de kans op zichtbaar succes gegeven. Wanneer die inschatting bewaarheid wordt – ik gebruik het woord waarheid graag – zie ik die personen als deskundige. Zeker, zou ik zeggen, als het om mijn nekwervel gaat of om mijn rechtszaak.” Herman wenkt Erik om meer koffie. Mijn muntthee koelt maar langzaam af.

‘Bewaarheid worden.’ Herman is en blijft een onverbeterlijke sciëntist. Zo ken ik hem. “Als fatsoenlijke wetenschap ergens niets over zegt, dan weten we ook niets van dat iets.”

Ik zucht. Begint hij nu over ongrijpbare liefde? In de stilte die valt, beslaan ons beider brillen boven de warme drank.

Pieter is over dit lemma weinig enthousiast. Met name de passage waarin Herman poneert dat we beter kunnen spreken van studies dan van wetenschappen als het om de onderzoeksgebieden van zijn universiteit gaat, schiet in het verkeerde keelgat. Pieter vreest de toorn van boven, vermoed ik.

Ook het gebruik van de dialoogvorm in deze encyclopedie baart Pieter zorgen. Dat bevreemdt me, want het socratische gesprek heeft in het verleden toch voor menig helder inzicht gezorgd. Met populistische uitspraken als ‘Ieder heeft zijn eigen waarheid’ en ‘Elke wetenschappelijke uitspraak is ook maar een mening’ hebben Herman en ik in de dialoog de vloer aangeveegd. Alleen consensus binnen een gemeenschap van deskundigen leidt tot betrouwbare uitspraken. Pieter geeft aan zelf het lemma te schrijven onder het kopje ‘Fundamentele wetenschap’. 

Ik heb gewikt en verkeerd gewogen, maar voor de verandering #6 brengt uitkomst.

Hans van Driel (1952) is blij dat zijn identiteit niet helemaal afhankelijk is geweest van zijn betaalde werk op de Universiteit van Tilburg. Momenteel leest hij veel en schrijft hij aan een fictionele autobiografie.

Herman de Regt (1963) is als wetenschapsfilosoof verbonden aan Tilburg University. Hij denkt na over de aard en reikwijdte van wetenschap, in het bijzonder in verband met het menselijk bewustzijn, en verdedigt daarbij een sciëntisme – wetenschap zegt alles. Met zijn collega Hans Dooremalen schreef hij onder andere Wat een Onzin! Wetenschap en het Paranormale en Het Snapgevoel: Hoe de Illusie van Begrip Ons Denken Gijzelt (beide uitgegeven bij Boom Amsterdam).

deel dit artikel