Vrouwenquotum of blinde vlek?

Het vrouwenquotum is weer eens actueel. Ik krijg er een beetje jeuk van. Het woord alleen al. Letterlijk betekent quotum ‘evenredig aandeel’, maar in de praktijk is het begrip vrijwel altijd verbonden aan een maximum. We kennen een melkquotum, een visquotum en dus ook een vrouwenquotum. Alsof het bedacht is door vileine mannen die elkaar vervolgens lachend op de schouders slaan: “Meer vrouwen in de top? Prima. Maar daar zit wel een maximum aan, hè.” 

Los van deze betekenisverwarring heb ik het idee dat zo’n quotum niet veel oplost. Alsof je een pleister plakt op een gecompliceerde beenbreuk. De discussie over machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen gaat telkens over quota, glazen plafonds en over vrouwen die niet fulltime werken. Maar de discussie behoort natuurlijk te gaan over de zogenaamde noodzaak om in topbanen extreem veel uren te draaien. Ik heb nog nooit goede redenen gehoord waarom dit nodig zou zijn. Hoezo moet je je privéleven zo ongeveer on hold zetten om een topfunctie te vervullen? Dát is de blinde vlek en die moet aangepakt worden.

Ik denk in dit verband vaak terug aan de tijd dat ik als extern communicatieadviseur werkte voor de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VNVA). Ja, die bestaat. Nog steeds. Ik citeer uit een persbericht van april 2008, waarin de vereniging pleit voor een gelijke concurrentiepositie voor vrouwelijke artsen: “Na de opleiding solliciteert de medisch specialist bij een maatschap en/of een ziekenhuis. Daarbij kan er ongelijkheid ontstaan in concurrentiepositie van mannen en vrouwen door de volgende knelpunten: uitstel/beperking van uitkering door arbeidsongeschiktheidsverzekering bij zwangerschapsverlof van zelfstandigen en onvoldoende vervanging van werkzaamheden tijdens zwangerschapsverlof. Verder speelt dat vrouwen een beperkt aandeel hebben in diverse specialismen (<15%). Een beeld dat ook geldt voor het geringe aandeel vrouwelijke artsen in Raden van Bestuur van ziekenhuizen en andere besluitvormende functies (<5%).”

Inderdaad. Het was niet best gesteld met de positie van de vrouwelijke arts. Sinds 2008 is er evenwel veel veranderd. Het aantal vrouwelijke bestuurders en toezichthouders in ziekenhuizen is de afgelopen vier jaar met bijna 25% toegenomen. Hiermee komt het percentage vrouwen in de medische top op 34% blijkens de Hospital Leadership Monitor 2019 – een initiatief van TIAS, de businessschool van Tilburg University, en de Technische Universiteit Eindhoven. Het totale aandeel van vrouwen onder alle artsen is toegenomen van 32% in 2005 naar 46% in 2016 (bron: www.vnva.nl). En hoe zit het met het aantal vrouwen binnen medische studies? Niet schrikken. In 2018 was 78% van de artsen in opleiding en 60% van de medisch specialisten in opleiding vrouw (bron: www.volkskrant.nl). De trend lijkt me duidelijk. Met de opkomst van vrouwelijke artsen en specia- listen binnen de zorg is er meer veranderd. Ik pik de eerder genoemde blinde vlek er even uit: in de zorg is het niet langer volstrekt normaal dat een arts tachtig of meer uur per week werkt. Vóór deze cultuurverandering stond het leven van een medicus (vaak een man) volledig in dienst van het artsenbestaan. Mogelijk gemaakt doordat er thuis een partner (meestal een vrouw) was die voor het huishouden en de kinderen zorgde. Voor de weinige vrouwelijke artsen was het moeilijk – zo niet onmogelijk – om kinderen te combineren met een functie als specialist of het toetreden tot een medische maatschap. De ‘mannelijke maten’ hadden er veelal geen trek in om zwangerschapsverlof en korter werken te faciliteren. Een baan in de zorg is nog steeds intensief. Maar de moderne arts (man of vrouw) wil óók graag tijd voor zijn of haar privéleven, met of zonder kinderen. Dat vergt een andere manier van organiseren, waarbij goede communicatie het sleutelwoord is. Niemand wil immers een arts aan zijn bed (of in de operatiekamer!) die tegen een burn-out aan zit. Geef mij maar een fris team dat de zorg voor mij als patiënt deelt.

Er valt heus nog veel te verbeteren in de gezondheidszorg maar tegelijkertijd laat deze sector een evenwichtigere man-vrouw verdeling zien. Een betere balans tussen werk en privé is naar mijn idee dé cruciale voorwaarde om dit ook in andere sectoren te bewerkstelligen. En daar zijn niet alleen vrouwen bij gebaat.

deel dit artikel