Schrift kent zijn plaats

We spreken anno 2012. Met “Joh, ik ben van een andere generatie” trapte mijn scriptiestudente Nadine een open deur in, toen ze de verbazing op mijn gezicht zag. Zij had de digitale brutaliteit om de Britse auteur Andrew Keen te mailen met de vraag of hij haar een digitale kopie van zijn nieuwste boek Digital Vertigo1 kon opsturen. Diens boek kwam namelijk te laat uit om nog te kunnen gebruiken in haar scriptie-onderzoek en blijkbaar vermoedde ze dat Keen geen moeite zou hebben om zijn boek digitaal te delen. 

En weken voordat Nadine haar scriptie inleverde, vertelde ze mij dat ze in het voorwoord haar vader uitvoerig zou bedanken voor het corrigeren van haar spelfouten. 

Twee waarden uit de mij vertrouwde schriftcultuur stelde zij ter discussie: auteursrecht en spellingvaardigheid. 

Schriftcultuur 

De digitale cultuur heeft onze samenleving overspoeld en ik moet mij daartoe verhouden. Meestal gaat me dit vrij probleemloos af… tot ik stuit op de positie van taal, van de mij zo dierbare taal waarmee ik ben grootgebracht en die mij houvast biedt in mijn leven. Waarden die verbonden zijn met taal beginnen op de digitale golven te verschuiven. En ik – docent en taalpurist – golf mee… 

Als leraar Nederlands en later als docent aan de universiteit was ik een kind van de schriftcultuur met alle waarden die hieraan verbonden zijn, zoals hechten aan privacy, auteursrecht, correcte spelling en werkstukken met een strak bouwplan waarin hoofdstukken, paragrafen en alinea’s hiërarchisch zijn georganiseerd. Dat zegt veel over hoe ik in het leven stond. De wijze waarop je communiceert, is immers als een spiegel. Van jongs af aan heb ik in de spiegel van de schriftcultuur gekeken en zag ik mijzelf terug.2 

Die schriftcultuur heb ik lange tijd beschouwd als een metafoor voor hoe we onze Westerse samenleving vanaf de negentiende eeuw hebben ingericht: mechanistisch, zoals het schrift. In dat wereldbeeld – Dijksterhuis3 beschreef het midden vorige eeuw – ben ik en velen met mij opgegroeid. Ik bezag de werkelijkheid als een kenbare entiteit die meestal gestructureerd en logisch in elkaar zit, zoals de grammatica van een taal. Woorden die een vertrouwde klank verkregen, koppelde ik hieraan: hiërarchie, boomstructuur, lineariteit, eenrichtingsverkeer, regels… en controle. Vooral controle. 

Wie in die samenleving taalvaardig was, hoorde erbij en deed ertoe. Dus doceerde ik top down taalvaardigheid aan mijn leerlingen en studenten, zeg maar als de klassieke docent die kennisoverdracht en intellectuele vaardigheden, zoals zoeken, vinden, analyseren en concluderen, hoog in zijn vaandel draagt – vaardigheden die voortkomen uit een schriftcultuur (en die we nog steeds niet volledig aan de computer kunnen overlaten, volgens Nadine). 

Wijzen van communiceren 

Een tweede open deur: onze samenleving is al lange tijd aan het veranderen richting samenleven, waarin de dominante positie van de schriftcultuur aan het afkalven is. We zien nu een amalgaam van uiteenlopende wijzen van communiceren met slechts een bescheiden plek voor het klassieke schrift: straattaal, apps, Twitter, Instagram, rap, TED-talks, powerpointpresentaties, animaties, infographics, YouTube. En ook: TikTok, zoomchillen, meme convos… Gestructureerde lineariteit is niet meer vanzelfsprekend het leidende principe van ons communiceren. Wel associatieve simultaneïteit. Ik bedoel: beelden, geluiden, smaken, geuren en aanrakingen – alle zintuigen kunnen tegelijkertijd een rol spelen bij het overbrengen van inhouden. 

Behalve dat de positie van schriftelijk communiceren ingrijpend is veranderd, zijn ook instituties – soms met enige moeite – mechanistische principes aan het loslaten. Sommige zien zelfs hun identiteit fundamenteel ter discussie staan. Denk aan het omroepsysteem, de bibliotheek, de boekenindustrie. Zij zijn gedwongen zichzelf opnieuw uit te vinden of te verdwijnen. 

Weg waarden

Ons samenleven spiegelt tegenwoordig een beeld dat afwijkt van wat mij vroeger werd voorgeschoteld als intelligent, krachtdadig en waardevol. Waarden, verbonden aan de schriftcultuur, zijn niet meer vanzelfsprekend. Ik geef een viertal voorbeelden. 

Het concept ‘auteurschap’ is niet eenduidig: samen werken aan documenten zoals bij Wikipedia of aan deze bijdrage, communiceren via de cloud, via links verwijzen naar anderen, veelvuldig citeren, Open Source, en MOOCs waarin academische curricula gratis worden gedeeld. 

Literatuur is versmald tot een incrowd-groep die probeert zichzelf in stand te houden met het boekenbal en literaire prijzen, maar ze kan de teloorgang van haar kroonjuwelen niet meer stoppen. Het papieren boek, de boekhandel en de bibliotheek – zijn ze in hun klassieke vorm nog een leven beschoren? De concurrentie van digitale vormen van lering ende vermaeck zaagt aan de poten van hun troon, hoewel Nadine mij bezweert dat mijn vraag absoluut niet retorisch is. Ook als millennial leest zij nog steeds liever van papier. 

“Een tweede open deur : binnen onze veranderende samenleving is de dominante positie van de schriftcultuur al langer aan het afkalven.” 

Dan de spelling, dat systeem van afspraken dat de Taalunie om de zoveel jaar wijzigt. Waar ik zelf vroeger nauwgezet het systeem van afspraken toepaste en dat ook bijna eiste van anderen, ben ik – en ik niet alleen – inmiddels afgehaakt en gebruik ik bijvoorbeeld de tussen-n, zoals mij dat logisch lijkt. Sociale media zijn kanalen waar ik me nauwelijks meer erger aan spelfouten. Oké. Nog wel bij klassieke tekstsoorten, zoals een scriptie, werkstuk of een artikel in dit tijdschrift. Maar tegelijkertijd zie ik het nut en de functie van deze tekstsoorten afkalven en eigentijdse ‘tekst’-genres ontstaan die passen bij een simultaan netwerk-samenleven. Nadine: waarom programmeren we eigenijk geen spelfouten als kleine imperfecties in kunstmatige intelligenties, bijvoorbeeld in Google Translate? Om ze menselijker te maken… 

Ten slotte mijn veilige top down doceren, waarbij alle verantwoordelijkheid bij mij – de docent – lag. Die heb ik allang ingeruild voor kennisoverdracht online, en toepassen en verwerken van die kennis face-to-face in groepen – waarbij ook de student verantwoordelijk is voor het leerproces en niet (meer) alleen ik. 

Nadine als metafoor

De schriftcultuur als metafoor voor onze samenleving ben ik kwijtgeraakt. Samenleving heeft plaatsgemaakt voor samenleven, vasthouden voor loslaten, privacy voor openbaarheid, bezit voor delen, doceren voor leren. Zou Nadine – die metaforen waarschijnlijk verafschuwt – de nieuwe metafoor kunnen zijn voor ons samenleven? Mijn klankbord bij deze tekst – @sjoes – typeert Nadine als een influencer in een fluïde wereld (Nadine: bij influencers gaat het vaak alleen om likes en volgers. Jullie doen mij tekort). 

Fascinerend… Was ik toentertijd jaloers dat zij zich vrijmaakte door haar vader haar scriptie te laten corrigeren en door onbevangen Andrew Keen te mailen? Waarschijnlijk. De dwangbuis van de taal en alle waarden die hiermee samenhangen, had ik nog niet van me afgeworpen. Nadine en haar generatiegenoten wel. Hun moedertaal is minder strak georganiseerd, is beeldend en associatief… en, alleen indien nodig, vragen ze spellingsadvies aan iemand zoals ik. Hun verschillende wijzen van communiceren weerspiegelen hoe zij in het leven staan. 

Nadine was een van mijn sterstudenten. Ze schreef een prachtige scriptie en bracht deze zelf uit als boek4 met heel veel plaatjes. Nog diezelfde dag kreeg ze overigens een mail van Andrew Keen: “Sure, Nadine. Digital Vertigo attached. If you like it, please also review.” 

Een jaar later ontsloten twee van mijn studenten hun scriptieonderzoek vanaf het begin via een website en vroegen aan deskundigen op hun vakgebied om tussentijds commentaar te geven op hun voorstellen en uitwerkingen. Ook het proces (en het eindresultaat) van hun onderzoek gaven ze vorm op die website met verschillende paden om te doorlopen, afhankelijk van het doel waarmee iemand de site bezocht. Het genre scriptie kreeg hiermee een nieuwe invulling. Geen hiërarchie, geen lineariteit. En taal was één van de middelen geworden waarmee zij hun bevindingen communiceerden. 

Generaties zijn opgevoed in een systeem waarin vorm belangrijker was dan inhoud. Toentertijd was er beperkt toegang tot informatie, dus die stond vrij vast. Hóe je die info talig kon reproduceren, dat was belangrijk. Tegenwoordig is er ruime toegang tot informatie die bovendien gemanipuleerd kan worden. En is een geschreven werkstuk niet langer vanzelfsprekend. Hiermee verandert de rol van de docent. Verandert mijn rol. Docenten hebben een belangrijke eigentijdse taak gekregen als klankbord, als criticus, als advocaat van de duivel, als referentiekader, als spellingscorrector. In plaats van doceren stellen ze vragen: “Hoezo? Waarom? Maar als …? En dit scenario dan?” 

En ze leren te leren van hun leerlingen. Zoals ik. 

Post scriptum: Nadine heb ik gevraagd of ze zich herkent in dit artikel. In de kantlijn schreef ze digitaal een reactie op sommige passages, waarvan ik er een paar met haar toestemming heb geplaatst. 

1 Andrew Keen (2013). Digital Vertigo: How Today’s Online Social Revolution is Dividing, Diminishing, and Disorienting Us. St. Martin’s Publishing Group. 

2 En vice versa, noteert @sjoes, mijn klankbord bij dit artikel. 

3 Eduard J. Dijksterhuis (1950). De mechanisering van ons wereldbeeld. Amsterdam: Meulenhoff. 

4 Nadine Roestenburg (2013). Virtureëel. Master-scriptie Kunst- en Cultuurwetenschappen. Tilburg University. 

deel dit artikel