Onze taal verandert voortdurend. Hoe taalverandering precies verloopt, is moeilijk vast te stellen omdat verandering een geleidelijk proces is. Meestal merk je de verandering pas op als het resultaat er al is. En eigenijk is dat raar, want wij mensen hebben van nature toch weerstand tegen verandering?
Is het mogelijk om uit de wijze waarop taal verandert handvaten te destilleren voor het begeleiden van interventies in organisaties? Daar lijken veranderingen immers altijd tot gedoe te leiden. Bij het beantwoorden van deze vraag wil ik stilstaan bij:
- Noodzaak voor verandering.
- Vastlegging van veranderafspraken.
- Weerstand tegen verandering.
1. Noodzaak voor verandering
In taal
In de loop der eeuwen heeft de Nederlandse taal een roerige ontwikkeling doorgemaakt. Vóór 1200 bestond er geen uniforme Nederlandse taal; je kunt hoogstens spreken van een verzameling dialecten in de regio die tegenwoordig als Nederlands grondgebied wordt herkend.1 Er was geen sprake van een grammatica en de spelling van die tijd was fonetisch; woorden werden meestal genoteerd zoals ze werden uitgesproken.
Meer eenheid in de Nederlandse taal ontstond toen omstreeks het midden van de vijftiende eeuw de boekdrukkunst terrein veroverde. Pogingen om de spelling te standaardiseren mislukten echter. Waarschijnlijk omdat de harde noodzaak ontbrak om afspraken te maken. Nog steeds werden verschillende spellingen van hetzelfde woord toegelaten.2
Door maatschappelijke ontwikkelingen in de achttiende eeuw groeiden verschillende regio’s naar elkaar toe en daarmee ook hun regionale talen. Om zo effectief en efficiënt mogelijk met elkaar te kunnen spreken, ontstond een algemeen aanvaarde voertaal. Spreektaal en schrijftaal stonden nog steeds ver van elkaar af en het vastleggen van spellingsafspraken was nog een brug te ver.
In organisaties
Gebruiksgemak en soepele communicatie zijn doorgaans niet de belangrijkste motieven om veranderingen in organisaties te realiseren. Veelal besluit de directie top-down dat er iets moet gebeuren. Niet zelden gaat het daarbij om doelen die de medewerkers niet als vanzelfsprekend in beweging zullen brengen: een andere manier van werken, vermindering van arbeidsplaatsen of het invoeren van een nieuw computersysteem.
Interessant is dat kleinere veranderingen in organisaties vrijwel zonder slag of stoot kunnen worden ingevoerd. Denk hierbij aan aanpassingen die het werk voor iedereen prettiger of makkelijker maken, zoals het stoppen met een overbodig geworden rapportering. Ook lijken veranderingen soepeler gerealiseerd te kunnen worden als iedereen ervan overtuigd is dat zonder interventie het voortbestaan van de organisatie in gevaar komt. Medewerkers ervaren een gemeenschappelijke noodzaak, verenigen zich en zetten zich in voor de gezamenlijke (en daarmee individuele) belangen.

2. Vastlegging van veranderafspraken
In taal
De Nederlandse overheid gaf opdracht tot het uniformeren van de spelling om daarmee eenheid in de schrijfwijze van woorden te krijgen en het talige Nederlandse cultuurgoed te beschermen. In 1804 resulteerde dat in de eerste officiële spellingsregeling in Nederland, van de hand van de Leidse hoogleraar Siegenbeek. Het duurde tot het einde van de negentiende eeuw tot de spreek- en schrijftaal dichter naar elkaar toe kwamen.
Door migratie naar de grote steden gingen steeds meer mensen de standaardtaal spreken. De term voor deze nieuwe taalnorm was ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ (ABN); ze gold voor spraak én schrift. In het begin van de twintigste eeuw was het ABN slechts bij een kleine elite in gebruik, maar vanaf de jaren vijftig werd het gemeengoed.3
In 1980 werd de Nederlandse Taalunie opgericht. Dit instituut heeft als doel de spelling van het Nederlands in Nederland, België en Suriname te standaardiseren. De spelling van de Taalunie heeft een officiële status, wordt regelmatig vernieuwd en wordt gezien als de belangrijkste richtlijn.
In organisaties
Net als in taal vormen het blijvend verbeteren en het borgen van veranderingen in organisaties een lastige opdracht. Voor organisaties komt daar de extra uitdaging bij dat de dynamiek van veranderingen hoog is als zij willen inspelen op kansen in de continu bewegende markt. De meeste organisaties hebben daarom een managementsysteem ingericht.
“Ik geloof niet dat mensen tegen verandering zijn. Ook niet in organisaties. Maar ik constateer wel dat organisatieveranderingen altijd gedoe geven.”
Een managementsysteem is een besturingssysteem, bedoeld om de organisatieprocessen beheerst te laten verlopen en de organisatie te kunnen sturen om de strategische doelstellingen te behalen. In een managementsysteem is beschreven met welk beleid de directie deze doelstellingen wil realiseren. Uit dat beleid komen maatregelen voort, zoals procedures, procesbeschrijvingen en werkinstructies. Een managementsysteem lijkt misschien een enorme administratieve last, maar documenteert hoe afspraken kunnen worden nagekomen en doelstellingen kunnen worden bereikt. Typerend voor een managementsysteem is dat via continue verbetering van prestaties de organisatie steeds beter in staat wordt gesteld haar doelstellingen te realiseren.
3. Weerstand tegen verandering
In taal
De laatste decennia staat het ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ (ABN) ter discussie. Aan de ene kant zijn er taalgebruikers die zich weinig aantrekken van de regels van het ABN. Ze vinden dat de Nederlandse taal simpeler moet worden. Anderen ergeren zich juist omdat, naar hun gevoel, de taal verloedert. Zij willen daarom, met het oog op cultuurbehoud, de ‘oude’ spelling in stand houden.
Volgens mij is het onmogelijk spreektaal te bevriezen, omdat zij meer dan vroeger onder invloed staat van immigratie en technologische ontwikkelingen. En omdat de schrijftaal meestal de veranderende spreektaal volgt, is het onvermijdelijk dat ook de schrijftaal blijft veranderen. Zo ontstaan nieuwe woorden, terwijl ook bestaande woorden een nieuwe betekenis krijgen. Veel neologismen zijn overigens minder nieuw dan ze lijken, omdat vaak twee bestaande woorden worden samengevoegd in een nieuwe samenstelling.4
Dagelijks struinen redacteuren van Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal het internet en andere media af in hun zoektocht naar nieuwe woorden. Als een nieuw woord aan bepaalde voorwaarden voldoet (onder meer gebruiksfrequentie en houdbaarheid), kan het worden opgenomen in het Groot woordenboek. Schrappen van woorden gebeurt ook, maar veel minder frequent. Pas als een woord langer dan dertig jaar niet meer wordt gebruikt, neemt Van Dale verwijdering in overweging.
In organisaties
Ik geloof niet dat mensen tegen verandering zijn. Ook niet in organisaties. Maar ik constateer wel dat organisatieveranderingen altijd gedoe geven. Wanneer ik gedoe vertaal
als weerstand tegen verandering, hoeft gedoe niet direct te duiden op afwijzing van de voorstellen. Het wijst eerder op onzekerheid. Mensen willen weten waarom een verandering nodig is, haar aanleiding begrijpen en doorgronden wat de impact voor hen persoonlijk zal zijn.
En daar liggen de kansen voor verander(bege)leiders om met de weerstand om te gaan en haar te reduceren. Weerstand kan worden benut door haar diepgaand met betrokkenen te bespreken. En ja, daar is tijd voor nodig. Tijd om iedereen te informeren over de noodzaak en de gevolgen van de veranderingen en over het gewenste eindresultaat. Tijd om te onderzoeken welke achtergronden de weerstand heeft. En tijd om ontstane onzekerheid hanteerbaar te maken. Op deze wijze kun je de omgang met weerstand benutten om tot veranderingen te komen die worden gedragen door de betrokkenen. Sterker nog: feedback van medewerkers die weerstand bieden, kan behulpzaam zijn bij het verbeteren van het veranderingsproces.
Conclusie
Wat kunnen we leren uit de eeuwenlange ervaring met verandering van de Nederlandse taal wanneer we organisatieveranderingen begeleiden? Ik zou verander(bege)leiders in organisaties de volgende adviezen willen geven:
- Wees voortdurend attent op mogelijkheden om bottom-up veranderingen, die passen bij de organisatiekoers, te stimuleren. Bottom-up veranderingen ontstaan bij uitstek vanuit een behoefte bij de gebruikers. Praktische implementatie verloopt vrijwel vanzelf. De veranderingen vinden ofwel steeds meer weerklank bij een grotere groep gebruikers, ofwel ze verdwijnen simpelweg omdat er onvoldoende draagvlak voor is. Formele implementatie vereist nog wel autorisatie door verantwoordelijken, die vooral controleren of de wijzigingen geen schade opleveren aan het grotere geheel.
- Top-down opgelegde veranderingen leiden vrijwel altijd tot weerstand bij de gebruikers. Dat hoeft niet per se slecht te zijn, maar levert het risico op dat groepen belanghebbenden tegenover elkaar komen te staan. Betrokkenheid van iedereen bij een veranderingsproces is cruciaal voor succes. Alleen door de tijd te nemen voor toelichting op de voorgenomen verandering kan effectief met deze weerstand worden omgegaan.
- Zonder centrale vastlegging en beheer van (verander)afspraken ontstaat geen eenheid en geen basis voor continue verbetering. Vaak stellen verander(bege)leiders echter alleen een projectplan op met de voorgenomen stappen voor implementatie. Daarmee ontstaat het risico dat vastlegging van de gerealiseerde veranderingen onvoldoende wordt geborgd.
- Vasthouden aan oude afspraken, alleen vanuit het oogpunt dat ze behoren tot het erfgoed van een organisatie(cultuur), veroorzaakt onbegrip tussen de gebruikers en de beheerders/opdrachtgevers. Voeg daarom niet alleen nieuwe werkwijzen toe in de centrale vastlegging van afspraken, maar schrap ook verouderde werkwijzen en procedures.
- Het is uiteraard onmogelijk de gehele Nederlandse bevolking te overtuigen van de noodzaak tot een taalverandering. Zo’n gemeenschappelijk doel is echter wel de meest krachtige drijfveer om een verandering mogelijk te maken. Laten verander(bege)leiders in organisaties zich dit realiseren als zij de noodzaak voor verandering in hun communicatiestrategie naar voren brengen.
1 Quak, A. (2008), Echt Oudnederlands?, Oratie Universiteit Leiden, https://ivdnt.org/images/ stories/onderzoek_en_onderwijs/lexicologie_en_ lexicografie/quak_oratie_2008.pdf
2 Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_ van_de_Nederlandse_spelling
3 Mooijaart, M. (2012), Waar komt het ABN vandaan?, De Taalcanon, http://www.taalcanon.nl/vragen/ waar-komt-het-abn-vandaan/
4 Instituut voor de Nederlandse Taal. Zie: https:// ivdnt.org/woordenboeken/nieuwe-woorden